NormeN
Per 1-1-2016, is er een aanpassing voor biomassaketels om in aanmering te komen voor ISDE subsidie.
De eisen hiervoor, gemeten bij een zuurstofpercentage van 6% zijn:
- Rendement minimaal 89%
- Stofuitstoot max. 38 mg/M3
- CO max. 750 mg/M3
- NOx max. 300 mg/M3
Per 1-1-2015 gelden er nieuw normen voor het toepassen van biomassa gestookte cv-ketels.
De normen gelden afhankelijk van het vermogen van de ketel.
Uitstootnormen voor ketels tot 400 kW vindt u hier: WETTEN.OVERHEID.NL - ≤ 400KW
Artikel 3.10b
Het rookgas van een ketelinstallatie met een nominaal vermogen gelijk aan of kleiner dan 400 kilowatt voldoet aan de emissiegrenswaarden, genoemd in tabel 3.10b.
Ketelinstallatie met een nominaal vermogen gelijk aan of kleiner dan 400 kilowatt | ||||
---|---|---|---|---|
Brandstof |
Stikstofoxiden (NOx ) (mg per normaal kubieke meter) |
Zwaveldioxide (SO2 ) (mg per normaal kubieke meter) |
Totaal stof(mg per normaal kubieke meter) |
onverbrande koolwaterstoffen (CxHy ) (mg per normaal kubieke meter) |
Biomassa |
300 |
200 |
40 |
– |
Houtpellets voor zover het geen biomassa betreft |
300 |
200 |
40 |
– |
Uitstootnormen voor ketels vanaf 400 kW vindt u hier: WETTEN.OVERHEID.NL - > 400KW tot 1000KW
Artikel 3.10a
Het rookgas van een ketelinstallatie met een nominaal vermogen groter dan 400 kilowatt en kleiner dan 1 megawatt voldoet aan de emissiegrenswaarden, genoemd in tabel 3.10a.
Ketelinstallatie met een nominaal vermogen tussen de 400 kilowatt en de 1 Megawatt | ||||
---|---|---|---|---|
Brandstof |
Stikstofoxiden (NOx )(mg per normaal kubieke meter) |
Zwaveldioxide (SO2 ) (mg per normaal kubieke meter) |
Totaal stof(mg per normaal kubieke meter ) |
onverbrande koolwaterstoffen (Cx)Hy) (mg per normaal kubieke meter) |
Brandstof in vloeibare vorm, met uitzondering van biomassa |
120 |
200 |
20 |
– |
Biomassa |
300 |
200 |
40 |
– |
Aardgas |
70 |
200 |
– |
– |
Brandstof in gasvorm, met uitzondering van aardgas |
70 vermenigvuldigd met een factor die gelijk is aan de verhouding van de onderste verbrandingswaarde van de ingezette brandstof, uitgedrukt in MJ per normaal kubieke meter, tot een verbrandingswaarde van 31,65 MJ per normaal kubieke meter, waarbij de laatstgenoemde factor minimaal 0,9 en maximaal 2,0 bedraagt |
200 |
– |
– |
Houtpellets voor zover het geen biomassa betreft |
300 |
200 |
40 |
– |
Overgangsregime
Ketels met een nominaal vermogen kleiner dan 1 MWn
De emissie-eisen uit het Activiteitenbesluit met een nominaal vermogen kleiner dan 1 MWn werden in het Bems niet gesteld. Vandaar dat de emissie-eisen gelden voor ketels (400 kW - 1 MW) die zijn geplaatst op of na 1 januari 2013 (Activiteitenbesluit, artikel 6.20a, lid 1).
Ketels met met een vermogen kleiner dan 400 kW voldoen aan de Eco-design verordening.
Geplaatst of in gebruik genomen voor 1 januari 2013
Voor ketels geplaatst voor 1 januari 2013 gelden de emissie-eisen uit het Besluit typekeuring verwarmingstoestellen luchtverontreiniging stikstofoxiden of de emissie-eisen uit de omgevingsvergunning (artikel 6.20a, lid 1).
Er is in het overgangsrecht geen einddatum genoemd voor deze ketels. Ze moeten aan de emissie-eisen voldoen op het moment dat (Activiteitenbesluit, artikel 6.20a, lid 2):
-
de branders zijn vervangen
-
wijzigingen zijn aangebracht die met nieuwbouw van de ketelinstallatie overeenkomen, of
-
een wijziging wordt doorgevoerd die leidt tot een toename van de emissie met meer dan 10% (van stoffen met een emissie-eis).
-
In de praktijk zal het meestal om de brandervervanging gaan.
Biomassa- of houtpellet gestookte ketels
Biomassagestookte ketels met een nominaal vermogen kleiner dan 1 MWn, die in gebruik genomen zijn tussen 1 januari 2013 en 1 januari 2015 voldoen aan de emissie-eis uit het overgangsrecht in artikel 6.20a. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen stookinstallaties met een vermogen groter (of gelijk aan) en kleiner dan 500 kWn:
een vermogen tussen 500 kWn en 1 MWn (artikel 6.20a, lid 3)
een vermogen kleiner of gelijk aan 500 kWn (artikel 6.20, lid 4)
Voor deze ketels zijn soepelere emissie-eisen opgenomen voor stof. Ketels in gebruik genomen na 1 januari 2015 voldoen aan de emissie-eisen uit de tabellen in artikel 3.10a en 3.10b.
datumplaatsing of in gebruikname |
voldoet per |
verplichting tijdens overgangsperiode |
---|---|---|
voor 1 januari 2013 - ketels 400 kW - 1 MWn |
- brandervervanging - wijziging overeenkomend met nieuwbouw - wijziging die leidt tot meer dan 10% emissie |
besluit typekeuring of omgevingsvergunning |
na 1 januari 2013 - ketels < 1 MWn biomassa of houtpelletgestookt2 |
emissie-eis fijn stof (mg/nm3) - 500 kWn - 1 MWn: 75 - ≤ 500 kWn : 150 (Activititeitenbesluit, artikel 6.20a, lid 3) |
|
1 januari 2015 biomassa of houtpelletgestookt2 |
Activiteitenbesluit, artikel 3.10a en 3.10b |
- met als doel het brandstofverbruik te verminderen
- houtpellets niet zijnde biomassa
Er komen dit jaar nog enige aanpassingen in de regelgeving:
Wijziging: ruimere emissie-eis ketels 1-5 MW
De huidige NOx-emissie-eis van 200 mg/Nm3 maakte het in de praktijk bijna onmogelijk om kleinschalige biomassaprojecten te realiseren. Aanvankelijk was in de vierde tranche van het Activiteitenbesluit een verruiming voorzien naar 230 mg/Nm3. Deze verruiming bleek door de kwaliteit van de toe te passen lokale biomassa zeer moeilijk haalbaar. Daarom heeft IenM het voornemen de emissie-eis te verruimen naar 275 mg/Nm3.
Activiteitenbesluit |
Ontwerp 4e tranche wijziging |
Voornemen |
---|---|---|
200 mg/Nm3 |
230 mg/Nm3 |
275 mg/Nm3 |
Wijziging: eenvoudiger stofmeting
Voor kleine ketels tot 400 kW bleken de kosten van een stofmeting relatief zwaar te drukken op de investering. Om hieraan tegemoet te komen wil IenM de Activiteitenregeling aan passen. Voor deze kleine biomassaketels zal geen stofmeting meer vereist zijn. De eigenaar moet dan wel een meetrapport van de leverancier kunnen overleggen. Hieruit moet blijken dat de ketel voldoet aan de emissiegrenswaarden van het besluit. In de ketelinstallatie moet dan wel het houttype worden gestookt dat ook gebruikt is voor het meetrapport. Daarnaast wordt voor ketels kleiner dan 1 MW de meetonzekerheidseis verruimd naar 40% van de emissiegrenswaarde. Hierdoor kunnen eenvoudiger meetmethodes worden toegepast, zoals dat ook in Duitsland is toegestaan.
Wijziging: inwerkingtreding
De wijzigingen treden naar verwachting in de tweede helft van 2015 in werking. Dat kan pas nadat het ontwerpbesluit en de ontwerpregeling de gehele totstandkomingsprocedure hebben doorlopen. Onderdeel daarvan is de zogenoemde nahangprocedure die het parlement in staat stelt van het besluit en de regeling kennis te nemen. Het is daarom goed te weten wat de plannen van IenM zijn voor het geval er op korte termijn projecten starten in uw gemeente.
Misverstand: meet- en keuringsfrequentie biomassaketels
In de praktijk bestaan er misverstanden over de meetfrequentie voor biomassaketels. Een biomassaketel tot 150 MW moet:
- moet iedere twee jaar worden gekeurd. Een keuring richt zich op energiezuinigheid, een optimale verbranding en veilig functioneren. Een emissiemeting maakt daarom geen onderdeel uit van de keuring.
- hoeft alleen te worden gemeten als een emissie-eis van toepassing wordt. Dus bij ingebruikname van een nieuwe ketel of het van kracht worden van een andere emissie-eis. In de praktijk betekent meestal dat er maar één meting nodig is.
Misverstand: nieuwe emissie-eisen voor bestaande biomassaketels
Voor biomassaketels van 1-50 MW die voor 1 april 2010 in bedrijf zijn genomen, gaan per 1 januari 2017 dezelfde emissie-eisen gelden als nu al van toepassing zijn voor nieuwe biomassaketels. Dit geldt niet voor biomassaketels kleiner dan 1 MW. Voor biomassaketels kleiner dan 1 MW die voor 1-1-2013 in gebruik zijn genomen, blijven de huidige emissie-eisen gelden tot het moment dat de branders worden vervangen.